Gegevens over doodsoorzaken zijn schaars; ze worden niet op Nederlandse overlijdensakten vermeld. Ze zijn echter wél een belangrijke bron bij het doen van historisch onderzoek. Maar met een beetje geluk zijn deze gegevens toch nog te achterhalen. De zogenoemde doodsbriefjes bieden hier uitkomst.

In 1865 werd de Wet op de Uitoefening der Geneeskunst van kracht. Deze wet bepaalde dat de arts die iemands dood vaststelt, ook een verklaring van overlijden moest opmaken waarin werd aangegeven wat de doodsoorzaak was. Deze doodsbriefjes werden vervolgens aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gegeven. Deze verklaringen van overlijden zijn terug te vinden in de archieven van het betreffende gemeentebestuur. Klik hier voor een overzicht van de doodsbriefjes aanwezig bij het RHCe.

Met het inwerkingtreden van de Begraafwet in 1869 mocht een ambtenaar van de burgerlijke stand pas verlof tot begraven afgeven ná het ontvangen van een geneeskundige verklaring van overlijden. De doodsbriefjes werden daarom van steeds groter administratief belang.

Vanuit sommige artsen kwam het bezwaar dat het opmaken van het doodsbriefje niet viel te combineren met hun geheimhoudingsplicht. Mede hierdoor werden in 1926 de verklaringen van overlijden gesplitst in doodsbriefje A en B. Doodsbriefje A gaf een beknopte beschrijving van de doodsoorzaak, op doodsbriefje B was deze beschrijving omvangrijker.[1]

Beschikbaarheid doodsbriefjes Regionaal Historisch Centrum Eindhoven

In de archieven van het RHCe bevinden zich doodsbriefjes van meerdere gemeenten. Samen met vrijwilligers is het RHC Eindhoven begonnen met het digitaliseren en indexeren van deze doodsbriefjes. Hierdoor worden de beschikbare briefjes online toegankelijk. In de loop van de tijd zullen steeds meer verklaringen van overlijden online worden gepubliceerd. Neem alvast een kijkje bij de eerste resultaten: Doodsbriefjes

[1] Bronnen: R. van Drie (2011), Het Doodsbriefje, CBG